Flex BV en gewone BV: wat is het verschil?

Er bestaan geen verschillen tussen de Flex BV en de gewone BV. De Flex BV ontleent zijn naam aan de Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht, een wet die sinds 2012 de regels voor BV’s vereenvoudigt. De wet geldt voor elke BV, wat in principe van elke BV een Flex BV maakt. Enkele van de belangrijkste wijzigingen in deze wet zijn:

  • Startkapitaal van minimaal 1 eurocent
  • Geen verklaring over de waarheidsgetrouwheid van de jaarrekening nodig
  • Verruimde regels voor het opstellen en aanpassen van statuten
  • Versoepeling van besluitvorming: ook toegestaan zonder algemene vergadering

 

Bestuurdersaansprakelijkheid in de flex BV

Bent u bestuurder bent van een besloten vennootschap (BV)? Sinds de komst van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht oftewel de Flex-wet is er het nodige veranderd. Een BV oprichten is voortaan gemakkelijker. Het verplichte startkapitaal van 18.000 euro is immers sinds 1 oktober 2012 afgeschaft en er zijn meer mogelijkheden om een BV naar eigen inzicht in te richten. Ook op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid zijn een aantal belangrijke wijzigingen doorgevoerd.

Op het moment dat u besluit bestuurder te worden van een BV, weet u dat daar risico’s aan verbonden kunnen zijn. Ondernemen betekent immers risico’s nemen. Bestuurders dragen daarom een grote verantwoordelijkheid. Hoe is de positie van de bestuurder in de Flex-wet veranderd ten opzichte van de voorgaande regeling? Deze vraag zal hierna nader worden besproken, want er blijkt nog veel onduidelijkheid te bestaan over deze materie.


Winstbestemming

Nog altijd is het uitgangspunt dat de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) bevoegd is tot bestemming van de winst. Hiertoe dient een vermogenstoets te worden gedaan. In de nieuwe regeling van artikel 2:216 BW staat beschreven dat het eigen vermogen groter dient te zijn dan de reserves die krachtens de wet of de statuten moeten worden aangehouden, waarbij de laatst vastgestelde jaarrekening bepalend is.

Goedkeuringsbevoegdheid

In de Flex-wet is bepaald dat het bestuur goedkeuring aan een uitkeringsbesluit van de AVA dient te geven. Zodoende kan het bestuur een uitkering – en daarmee ook eigen aansprakelijkheid – voorkomen. Het bestuur heeft echter een beperkte mogelijkheid om haar goedkeuring te weigeren. Dit kan namelijk alleen als zij ‘weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden.’ Als een bestuurder goedkeuring weigert, loopt hij het risico te worden ontslagen door de AVA. Hoe dient een bestuurder hiermee om te gaan?


Uitkeringstoets

Om als bestuur goedkeuring te kunnen geven, dient het bestuur voortaan een uitkeringstoets te doen. Het bestuur moet dan beoordelen of de BV na het doen van deze uitkering kan doorgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Hierbij zal worden gekeken naar een periode van ongeveer een jaar. Het bestuur moet de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit beoordelen. Als de BV na een uitkering haar opeisbare schulden niet kan voldoen, zijn de bestuurders die dat ten tijde van de uitkering ‘wisten of redelijkerwijs behoorden te voorzien’ jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering.


Een bestuurder kan ook niet aansprakelijk zijn. Daarvoor moet hij bewijzen dat het niet aan hem te wijten is dat de vennootschap de uitkering heeft gedaan. Daarnaast moet hij aantonen dat hij niet nalatig was in het treffen van maatregelen om de gevolgen af te wenden. Met een bestuurder wordt overigens gelijkgesteld degene die het beleid van de vennootschap heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder.